
Nieuwsbrief 11: met 6 pareltjes van het forum
Eikenwespvlinder, Synanthedon vespiformis
Deze zeldzaam voorkomende vlinder behoort tot de wesp- of glasvlinderfamilie.
De spanwijdte bedraagt 18 tot 20 mm.
De eikenwespvlinder lijkt meer op een wesp dan op een vlinder, dit wordt ook wel mimicry genoemd.
Mimicry betekend in de dierenwereld, het ‘nadoen’ van elkaar met als doel overleven.
Deze zg. ‘vermommingen’ zijn gedurende de tijd heel langzaam ontstaan.
De vlinder is overwegend zwart met gele lengtestrepen op het borststuk en gele dwarsbanden op het achterlijf, op de achterlijfpunt zitten borstelige haren, bij het mannetje zijn deze zwart en bij het vrouwtje geel.
De vleugels zijn doorzichtig met gedeeltelijk roodachtige en zwarte randen. De poten zijn geel met zwarte knieën.
De waardplanten zijn eikensoorten, loofbomen uit de wilgenfamilie en alle soorten paardenkastanjes.
De rupsen zijn tweejarig en leven van de bast en het hout van de waardplanten.
De volwassen vlinder zuigt nectar uit planten van de schermbloemenfamilie en vliegt van eind april tot begin september in één generatie.
De vlinder komt voor in grote delen van het palearctisch gebied,
Een Ecozone is gehanteerd door WWF (World Wide Fund for nature)
Dit betreffen geheel Europa, Noord-Afrika, Midden Oosten en Noord-, Centraal en Oost-Azië.
In Nederland en België is het een zeldzame vlinder maar ondanks dat zijn er op de Veluwe enkele waarnemingen gedaan.
Bronvermelding: Wikipedia, Vlinderstichting en Natuurwijzer van Naturalis
Grindwolfspin, Arctosa cinera
Wolfspinnen algemeen
Deze behoren tot de familie van de Lycosidae. De lichaamsgrote varieert tussen de 0,4 en 4 cm.
Ze zijn lichtgrijs tot donkerbruin en meestal getekend met streepjes of vlekjes.
Wolfspinnen hebben een goed gezichtsvermogen, in tegenstelling tot veel andere spinnensoorten.
Hierdoor zijn het goede jagers, die nachtactief zijn.
De vrouwelijke spinnen dragen hun eieren mee in een ei-cocon, na het uitkomen van de eitjes klimmen de jongen op de rug van de moeder die ze gedurende een aanzienlijke tijd mee draagt.
Grindwolfspin
Het is een goed gecamoufleerde spin en één van de grootste wolfspinnen van Midden Europa.
De mannetjes worden 14 mm en de vrouwtjes 17 mm groot. Hij leeft vooral op zandgrind bij oevers, rivieren, meren en de zee.
Hij lijkt erg op de zandwolfspin.
De grindwolfspin was jarenlang uitgestorven in Nederland en is in 2016 weer waargenomen bij Dreumel en Nijmegen.
Uit deze waarnemingen bleek dat de spin weer heel langzaam aan het terugkomen is in de Waal.
De gemelde zeldzame waarnemingen bevestigen dit.
Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer hebben zes indicatoren vastgesteld, die ook wel, de rivier Six, worden genoemd.
Als de rivier Six voorkomen in en rond een rivier dan is het ecosysteem in orde.
De soorten die hierin worden genoemd zijn o.a. de grindwolfspin, zwarte ooievaar, roerdomp en barbeel.
Verder werden er o.a. de volgende soorten van de lijst 75 bedreigde soorten aangetroffen: zeeprik, das, bever en kwartelkoning. Dit is een globale samenvatting uit verschillende artikelen.
Bronvermelding: Wikipedia, Struingids, Nature today en Studeersnel
Hottentottenvilla, Villa hottentotta
De zeldzame hottentottenvilla is een vliegensoort uit de familie van de wolzwevers (Bombyliidae).
De wetenschappelijke naam is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1758 door Linnaeus.
Het zijn vrij platte donkerbruine wolzwevers.
Op hun achterlijf hebben ze afwisselend bredere bruine met smalle gele banden met wat haren ertussen in.
Hierdoor lijken ze sterk op een wesp en ook dit soort maakt gebruik van de z.g. mimicry, het nadoen van anderen soorten om zo de zg. vijand af te schrikken met als doel overleven, door aanpassingsvermogen is dit uiterlijk ontstaan.
Op het achterlijf en rondom het hele lijf zitten gele haren, dit heeft als voordeel dat het goede bestuivers zijn.
Het mannetje lijkt sterk op de duinvilla met als verschil dat de hottentottenvilla nog niet in de duinen is waargenomen, maar de duinvilla, de naam zegt het al, wel!
Ze zijn 11-19 mm lang.
Ze leven op zandgronden en kalkgraslanden. Ook in de stad heeft deze soort het naar zijn maar alleen als er zand is, ze komen alleen niet in het Noorden van Nederland voor.
Het een parasiet, als de larven uit het ei komen, boren zij gaatjes in de rupsen van nachtvlinders om daar te groeien door gebruik te maken van de voedingsstoffen van zijn z.g. gastheer voordat ze uitbreken, hierna gaat de gastheer dood.
Door deze eigenschap is de landbouw in deze parasiterende eigenschap van deze wolzwever geïnteresseerd geraakt omdat ze, ze misschien kunnen gaan gebruiken bij het bestrijden van de dennenprocessierups.
De vrouwelijke hottentottenvilla heeft een zandkamertje in haar lijfje, de korreltjes zand hierin, moeten ervoor zorgen dat tijdens het eitjes leggen deze niet aan elkaar kleven.
Bronvermelding: Nederlands Soortenregister, Waarnemingen.nl, Wikipedia en Bruzz.be
Pauwvlieg – Callopistromyia annulipes
De zeldzame pauwvlieg is een exoot afkomstig uit Noord-Amerika die voor het eerst in Nederland is gezien en gefotografeerd in 2011 op de Kunderberg in Zuid-Limburg.
Het is een kleine vliegensoort (4 – 10 mm) uit de familie van de prachtvliegen (Ulidiidae).
Hun lijfje en vleugels zijn zwart met grillige grijze vlekken in verschillende groottes. Ze hebben roodbruine ogen.
De prachtvliegen zijn nauw verbonden, wat uiterlijk betreft, aan de boorvliegen waar ze vaak mee verward worden doordat beide soorten opvallende vleugeltekeningen hebben.
Echter bij de pauwvlieg is het verschil duidelijk zichtbaar, want als de pauwvlieg wordt verstoord steekt ze haar vleugels recht omhoog net als de pauw haar staart. Het is nu ook meteen duidelijk waaraan de pauwvliegen hun naam te danken hebben.
Als je eenmaal een pauwvlieg hebt gezien, vergeet je deze nooit meer.
Wereldwijd bestaat de prachtvliegenfamilie uit 110 generatie en 678 soorten. Er zijn 14 soorten prachtvliegen in Nederland.
Bronvermelding : Nature Today, Eis kenniscentrum insecten, Natuurtijdschriften en Wikipedia
Geel brandnetelklokje – Calyptella campanula
Het geel brandnetelklokje is een, in Nederland zeldzaam voorkomende schimmel die behoord tot het geslacht Calyptella.
Ze komen vooral voor op dode en levende stengels van vooral brandnetels en andere kruidachtige planten.
De vruchtlichamen zijn zwavelgeel tot groenachtig, klok- of hoedvormig, één tot twee mm groot en eindigt op een steel van 0,5 tot 1,5 mm lang.
Het buitenoppervlak is glad en bedekt met enkele z.g. hyfen, schimmeldraden. Verder zijn ze een beetje opgerold naar de rand. Het binnenoppervlak is glad en geel. Ze behouden hun kleur zelfs als ze uitgedroogd raken.
Hyfen zijn schimmeldraden, ook wel zwamdraden genoemd. Het vegetatieve orgaan van de schimmels worden gevormd door de schimmeldraden.
Deze schimmeldraden zijn ook de basis van ingewikkeldere structuren zoals paddenstoelen en sporendragers.
De sporenprint is wit. De sporen zijn als het ware de ‘zaden’ van de schimmels. Als een schimmel zich wil voortplanten ontstaat er een paddenstoel boven de grond. De sporen ontstaan meestal in de buisjes en de plaatjes onder de hoed van de paddenstoel. De sporen verspreiden zich via de lucht en zweven rond.
Ondanks dat ze zeldzaam voorkomen staan ze niet op de rode lijst en is het geel brandnetelklokje niet bedreigd.
Bronvermelding: Wikipedia, Waarneming.nl en Google
Muskusboktor – Aromia moschata
De inmiddels zeldzaam voorkomende muskusboktor, ook wel wilgenboktor of rozenboktor genoemd, is een kever uit de familie van de boktorren (Cerambycidae). De voornaamste rede van de achteruitgang van de soort is de verdroging van de grond, met als gevolg dat er minder wilgen groeien.
De muskusboktor is 13 tot 34 mm lang, heeft een zwartgroen tot metaalachtig blauw schild met een gouden glans.
Het soort heeft een smal achterlijf zonder echte verdikking, het halsschild is gerimpeld met zijdoorns erop, deze heeft wel meer glans dan de dekschilden op zijn achterlijf.
Dit soort lijkt groter dan deze is door de zeer lange en vrij dikke tasters, die duidelijk gesegmenteerd zijn.
Ieder segment heeft een knoopachtig, verdikt uiteinde.
In tegenstelling tot andere soorten boktorren zit het aanhechtingspunt van de tasters voor de ogen.
De muskusboktor is geen goede vlieger; kan dan ook niet vanuit stand vliegen, is niet snel of behendig en vliegt op goed geluk op een boom af. Tja, misschien wordt het zicht wel belemmerd door de tasters die voor de ogen vastgehecht zitten.
Het soort wordt veelal waargenomen op schermbloemen.
De kever is overdag actief en leeft op wilg, hij voedt zich met nectar en bloemen in vochtige gebieden, zoals broekbossen (dat is een bos die altijd nat is en af en toe plaatselijk overstroomt), grienden (een vochtig stuk land, vaak buitendijks bij een rivier) en oevers.
De larve van de muskusboktor leeft in en van levend wilgenhout, heel zelden worden ze ook gevonden in een els of populier.
Het larvenstadium kan twee tot drie jaar duren, ze verpoppen in het voorjaar, er zijn gevallen bekend dat de verpopping na vier jaar plaatsvond. Als er teveel larven in een boom leven kan deze zelfs afsterven.
Deze kever heeft zijn naam te danken aan de muskusachtige geur die hij verspreidt als hij wordt bedreigd.
Vroeger werd hij daarom ook wel gebruikt om geur te geven aan sigarenkistjes.
Bronvermelding, HAC Weekblad, Wikipedia en Waarneming.nl
Met dank aan onze moderator, Ingrid, voor de samenstelling van de nieuwsbrief.
Over vier weken staat de volgende gepland met daarin weer zes bijzondere waarnemingen.
Kijk- en leerplezier, Ingrid en Bart-Jan