Nieuwsbrief 15
Geplaatst: 20 nov 2024, 11:05
Nieuwsbrief 15 met 3 pareltjes van het forum
Wit heidetrechtertje – Omphalina mutila
Het wit heidetrechtertje is een kleine sneeuwwitte paddenstoel die bij veroudering geelbruin kan verkleuren.
Kenmerken
Dit paddenstoeltje groeit op zure veenbodems, op vochtige bodems, tussen struik-, dopheide en het
pijpenstrootje (vaste plant uit de grassenfamilie).
Het mycelium (netwerk van schimmeldraden onder de grond) leven van de afbraak van strooisel
van gras.
Het hoedje van de paddenstoel is eerst plat, 1-4 cm breed later wordt deze trechtervormig.
De rand van de hoed blijft lang ingerold en wordt bij vochtig weer enigszins gestreept.
De plaatjes aan de onderkant van de hoed zijn wit, meestal gevorkt, staan ver uit elkaar en lopen af
langs de steel. De steel is wit en wollig behaard.

Voorkomen
In Nederland was het wit heidetrechtertje voor de eeuwwisseling zeldzaam maar deze staat nu bij
waarneming.nl als vrij algemeen voorkomend, maar in België zeldzaam.
Eetbaarheid, nut
Heidetrechtertjes zijn voor mensen niet eetbaar.
Maar in 1951 werd ontdekt dat het mycelium van het paddenstoeltje op een geschikte
voedingsbodem een antibioticum produceert.
Deze stof werd door de ontdekker Pleuromutiline
genoemd. Deze stof bleek de eiwitsynthese van bacteriën en daarmee ook hun groei sterk te
remmen.
Sindsdien zijn er veel onderzoeken gedaan om:
1. De chemische structuur vast te stellen
2. Of er andere soorten paddenstoelen plantenstoffen maken die op de pleuromutiline lijken
3. Het ontwikkelen van een optimale analysemethode voor pleuromutiline
4. Om na te gaan of de productie van het antibioticum door gekweekt mycelium kan worden
bevorderd
5. Als laatste, een methode om het werkingsmechanisme van de stof te bepalen
In 2018 werd pleuromutiline voor de eerste keer gesynthetiseerd in een laboratorium, waardoor het
mogelijk werd om een antibioticum te maken met de chemische structuren die op de pleuromutiline
leken. Zo werd ook een commerciële toepassing makkelijker.
Onder farmacochemie is er veel belangstelling voor en door schimmels geproduceerde plantenstoffen omdat men hoopt dat dit zal leiden tot nieuwe geneesmiddelen waarmee resistente bacteriën (bacteriën die niet kunnen worden bestreden met de huidige antibiotica) wel kunnen worden bestreden.
Het mycelium van het wit heidetrechtertje was ook betrokken bij een onderzoek om met behulp van
schimmels met zware metalen vervuilde grond te reinigen en om uranium te winnen uit oplossingen
dmv absorptie.
Foto door: Henny Martens
Bronvermelding: Zwammen in Zuidhorn en Waarnemingen.nl
Vuursalamander - Salamandra salamandra
Vuursalamanders worden ook wel gevlekte landsalamander of goudsalamander genoemd.
Ze behoren tot de familie van de echte salamanders, ze zijn zwart gekleurd met gele strepen en vlekken
Ze zijn één van de grootste salamanders van Europa en kunnen wel 20 cm lang worden en in het wild
20 jaar oud worden.
Kenmerken
Ze hebben een vrij plompe lichaamsbouw, een grote kop die duidelijk afgesnoerd is van het lichaam,
een ronde staart die aan het einde is afgeplat, deze is korter dan het lichaam en korte stevige poten
met kleine tenen.
Over hun hele lichaam hebben ze een zwarte rubberachtige huid die er slijmerig uitziet maar niet zo aanvoelt.
Verder hebben ze een tekening van gele pigmentvlekken en strepen over de zwarte basiskleur over hun hele lichaam. Per exemplaar verschillen deze tekeningen sterk.
De larven zijn bruinzwart en krijgen als ze ouder worden al lichte gele vlekken bij de aanhechting van
de poten aan de romp. Vanaf hun vierde jaar zijn ze volwassen.
Leefwijze
Het zijn strikt solitair (alleen) levende nachtdieren die elkaar alleen tijdens de paringstijd en voor de
winterslaap opzoeken.
Ze komen voor in heuvelachtig landschap met kalkrijke bodems, vochtige schaduwrijke loofbossen,
gemengde bossen, waterbronnen en een hoge bodemvochtigheid, langs oevers en in grasland zolang er maar koele en vochtige schuilplaatsen zijn.

Het voedsel van de volwassen dieren bestaat vooral uit wormen en naaktslakken en de wat tragere
insecten zoals bv spinnen, pissebedden, miljoenpoten en rupsen.
Net als andere salamanders hebben
ze een zogenaamde schiettong die razendsnel naar buiten gestoken wordt, de prooi vastgrijpt en deze de bek intrekt. Ook worden prooien gegrepen door in een springende beweging het lichaam naar voren te
bewegen.
De larven foerageren voornamelijk overdag en eten kreeftachtigen. Vanaf het derde jaar eten ze als
basisvoedsel zoetwatervlokkreeftjes, larven van bruine kikkers en alpenwatersalamanders.
Als er tekort aan voedsel voor de larven is, worden ze kannibalistisch en eten ze elkaar op.

Van zes tot acht graden zijn ze nog actief, maar als de temperatuur nog lager wordt verplaatsen ze
zich naar hun winterschuilplaats, waar ze in groepjes worden aangetroffen, ze keren wel steeds terug
naar dezelfde overwinteringsplaats.
Over territoriaal gedrag van de vuursalamander is weinig bekend.
In tegenstelling tot andere salamandersoorten zijn het slechte zwemmers.
Voortplanting
Vuursalamander zijn doorgaans geslachtsrijp vanaf 5 jaar, de paringen vinden anders dan bij watersalamanders, op het land plaats.
De paartijd valt tussen maart en oktober, er worden geen eitjes afgezet maar ze baren complete levende larven die al 2,5 tot 3 cm groot zijn.
De larven blijven gemiddeld 4 maanden in het water.
Larven die in het najaar of de winter worden afgezet overwinteren in het water.
Vijanden en verdediging
Volwassen vuursalamanders zijn waarschijnlijk te giftig om door andere dieren gegeten te worden.
De jongere exemplaren worden gegeten door loopkevers. De larven in het water worden belaagd door vissen, libellenlarven, de gewone- en Zuidelijke bronlibellen en de waterspitsmuis.
Bij bedreiging scheidt de vuursalamander gifstoffen af uit zijn oorklieren en de huidklieren op zijn rug.
Ze zijn zelfs in staat om het gif op de belager te spuiten waardoor belagers vaak loslaten maar de
salamander wel gewond achterblijft.
Verspreiding
In Nederland beperkt de verspreiding zich tot Zuid-Limburg. Over de grens in Duitsland en in het
zuiden van België komen nog vitale populaties voor.
Ook komen ze in grote delen van Centraal, Oostelijk- en Zuid Europa voor.

Bedreiging, bescherming
De vuursalamander is in Nederland zeldzaam en staat op de rode lijst van bedreigde diersoorten als ernstig bedreigd.
De populatie nam vanaf 2010 enorm af door de schimmelziekte Bsal, deze schimmel vreet letterlijk de huid van de salamanders weg waarna de dieren snel sterven. Ook alpen- en watersalamanders zijn gevoelig voor deze schimmel. Wereldwijd heeft deze schimmel ervoor gezorgd dat 200 soorten amfibieën zijn uitgestorven.
Ook verandering van de habitat zoals verstoring van loofbossen, aanplanten naaldbossen en aanleg verkeerswegen, waardoor populaties elkaar niet meer konden bereiken, hebben ertoe bijgedragen dat er populaties zijn verdwenen.
Doordat de wateroverlast in Limburg toeneemt werden de natuurlijke beken gebruikt voor overstort
waardoor de larven in de problemen kwamen.
De populatie in Limburg blijft tot nu toe nog in leven omdat er vrijwilligers van Reptielen Amfibieën
en Vissen Onderzoek Nederland (RAVON) de larven vangen en overbrengen naar een kunstmatig
gegraven poel waar de larven verder kunnen groeien.
Als hiermee door wordt gegaan hebben de vuursalamanders nog een kans maar dan moet de
afwatering goed geregeld worden en de natuurgebieden en landschappen met elkaar worden
verbonden.
Foto’s van boven naar onder door:
Johan Quinten, Hennie Gunnink en Paul Cools
Bronvermelding: Wikipedia, RAVON en Nature today
Europese bidsprinkhaan – Mantis religiosa
De in Nederland zeldzaam voorkomende Europese bidsprinkhaan ook wel grote bidsprinkhaan
genoemd behoord tot de orde bidsprinkhanen tot de familie van de Mantidae.
Uiterlijke kenmerken
Helgroen tot donkerbruin gekleurd.
Alles soorten bidsprinkhanen, hebben een slanke langwerpige en opgerichte lichaamshouding, zij
kruipen nooit.
Hun voorpoten zijn krachtige grote vangpoten, ook wel vanghaken genoemd, waarmee ze alle
prooien grijpen, zelfs die groter zijn dan zichzelf.
In ruste houden ze dit voorste potenpaar, die aan de uiteindes rood gekleurd zijn voor zich uit,
waarbij de dij en scheen duidelijk zijn samengeklapt.
Het vrouwtje kan 7,5 cm lang worden en heeft korte antennes. De mannetjes zijn kleiner maar de
antennes zijn één derde van hun lichaamslengte lang. Beide hebben vleugels, het vrouwtje gebruikt
ze nooit en het mannetje vliegt alleen als hij op zoek is naar een vrouwtje.
Voedsel
Het zijn echte rovers die in struiken en andere laaggroeiende vegetatie roerloos zitten te wachten op hun prooi. Ze jagen op veel verschillende soorten insecten en andere geleedpotigen waaronder vliegen, hommels, bijen en spinnen.

Voortplanting
Het mannetje van de Europese bidsprinkhaan heeft in de liefde weinig geluk want na de bevruchting
van de eitjes, het paren kan enkele uren kan duren, pakt het vrouwtje het mannetje vast en eet hem
op. Dit doet ze omdat ze extra voedingsstoffen nodig heeft voor het ontwikkelen van de eitjes.
Hierna zet het vrouwtje aan de onderkant van stenen meerdere zachte eipakketjes af, deze verharden
en na enkele weken komen er larven uit.

Verspreiding
Ze komen in heel Europa voor maar In het Zuiden, rond het Middellandse Zeegebied is het een
algemeen soort.
In 2009 zijn ze voor het eerst in Nederland waargenomen.
Pas in 2023 werden er eitjes en jonge bidsprinkhanen aangetroffen in Limburg, sindsdien planten ze zich dus in Nederland voort.
In België is deze soort zeer zeldzaam en maar op enkele plekken waargenomen.

Naamgeving
Omdat de bidsprinkhanen in rust een houding hebben die doet denken aan bidden heeft deze groep
insecten de naam bidsprinkhaan gekregen.
De latijnse naam Mantis religiosa betekend gelovige
sprinkhaan. De naam is wel misleidend want het zijn geen echte sprinkhanen, ze zijn nauwer verwant
aan de kakkerlakken dan aan de rechtvleugeligen waartoe de sprinkhanen behoren.
Zonder uitzondering zijn alle bidsprinkhanen carnivoor, ze eten uitsluitend dierlijk weefsel.
Foto's van boven naar onder door:
Paul Dirksen, Mike van de Weg en Bettina de Meijer
Bronvermelding: Waarneming.nl en Wikipedia
Met dank aan onze moderator, Ingrid, voor de samenstelling van de nieuwsbrief
Wit heidetrechtertje – Omphalina mutila
Het wit heidetrechtertje is een kleine sneeuwwitte paddenstoel die bij veroudering geelbruin kan verkleuren.
Kenmerken
Dit paddenstoeltje groeit op zure veenbodems, op vochtige bodems, tussen struik-, dopheide en het
pijpenstrootje (vaste plant uit de grassenfamilie).
Het mycelium (netwerk van schimmeldraden onder de grond) leven van de afbraak van strooisel
van gras.
Het hoedje van de paddenstoel is eerst plat, 1-4 cm breed later wordt deze trechtervormig.
De rand van de hoed blijft lang ingerold en wordt bij vochtig weer enigszins gestreept.
De plaatjes aan de onderkant van de hoed zijn wit, meestal gevorkt, staan ver uit elkaar en lopen af
langs de steel. De steel is wit en wollig behaard.

Voorkomen
In Nederland was het wit heidetrechtertje voor de eeuwwisseling zeldzaam maar deze staat nu bij
waarneming.nl als vrij algemeen voorkomend, maar in België zeldzaam.
Eetbaarheid, nut
Heidetrechtertjes zijn voor mensen niet eetbaar.
Maar in 1951 werd ontdekt dat het mycelium van het paddenstoeltje op een geschikte
voedingsbodem een antibioticum produceert.
Deze stof werd door de ontdekker Pleuromutiline
genoemd. Deze stof bleek de eiwitsynthese van bacteriën en daarmee ook hun groei sterk te
remmen.
Sindsdien zijn er veel onderzoeken gedaan om:
1. De chemische structuur vast te stellen
2. Of er andere soorten paddenstoelen plantenstoffen maken die op de pleuromutiline lijken
3. Het ontwikkelen van een optimale analysemethode voor pleuromutiline
4. Om na te gaan of de productie van het antibioticum door gekweekt mycelium kan worden
bevorderd
5. Als laatste, een methode om het werkingsmechanisme van de stof te bepalen
In 2018 werd pleuromutiline voor de eerste keer gesynthetiseerd in een laboratorium, waardoor het
mogelijk werd om een antibioticum te maken met de chemische structuren die op de pleuromutiline
leken. Zo werd ook een commerciële toepassing makkelijker.
Onder farmacochemie is er veel belangstelling voor en door schimmels geproduceerde plantenstoffen omdat men hoopt dat dit zal leiden tot nieuwe geneesmiddelen waarmee resistente bacteriën (bacteriën die niet kunnen worden bestreden met de huidige antibiotica) wel kunnen worden bestreden.
Het mycelium van het wit heidetrechtertje was ook betrokken bij een onderzoek om met behulp van
schimmels met zware metalen vervuilde grond te reinigen en om uranium te winnen uit oplossingen
dmv absorptie.
Foto door: Henny Martens
Bronvermelding: Zwammen in Zuidhorn en Waarnemingen.nl
Vuursalamander - Salamandra salamandra
Vuursalamanders worden ook wel gevlekte landsalamander of goudsalamander genoemd.
Ze behoren tot de familie van de echte salamanders, ze zijn zwart gekleurd met gele strepen en vlekken
Ze zijn één van de grootste salamanders van Europa en kunnen wel 20 cm lang worden en in het wild
20 jaar oud worden.
Kenmerken
Ze hebben een vrij plompe lichaamsbouw, een grote kop die duidelijk afgesnoerd is van het lichaam,
een ronde staart die aan het einde is afgeplat, deze is korter dan het lichaam en korte stevige poten
met kleine tenen.
Over hun hele lichaam hebben ze een zwarte rubberachtige huid die er slijmerig uitziet maar niet zo aanvoelt.
Verder hebben ze een tekening van gele pigmentvlekken en strepen over de zwarte basiskleur over hun hele lichaam. Per exemplaar verschillen deze tekeningen sterk.
De larven zijn bruinzwart en krijgen als ze ouder worden al lichte gele vlekken bij de aanhechting van
de poten aan de romp. Vanaf hun vierde jaar zijn ze volwassen.
Leefwijze
Het zijn strikt solitair (alleen) levende nachtdieren die elkaar alleen tijdens de paringstijd en voor de
winterslaap opzoeken.
Ze komen voor in heuvelachtig landschap met kalkrijke bodems, vochtige schaduwrijke loofbossen,
gemengde bossen, waterbronnen en een hoge bodemvochtigheid, langs oevers en in grasland zolang er maar koele en vochtige schuilplaatsen zijn.

Het voedsel van de volwassen dieren bestaat vooral uit wormen en naaktslakken en de wat tragere
insecten zoals bv spinnen, pissebedden, miljoenpoten en rupsen.
Net als andere salamanders hebben
ze een zogenaamde schiettong die razendsnel naar buiten gestoken wordt, de prooi vastgrijpt en deze de bek intrekt. Ook worden prooien gegrepen door in een springende beweging het lichaam naar voren te
bewegen.
De larven foerageren voornamelijk overdag en eten kreeftachtigen. Vanaf het derde jaar eten ze als
basisvoedsel zoetwatervlokkreeftjes, larven van bruine kikkers en alpenwatersalamanders.
Als er tekort aan voedsel voor de larven is, worden ze kannibalistisch en eten ze elkaar op.

Van zes tot acht graden zijn ze nog actief, maar als de temperatuur nog lager wordt verplaatsen ze
zich naar hun winterschuilplaats, waar ze in groepjes worden aangetroffen, ze keren wel steeds terug
naar dezelfde overwinteringsplaats.
Over territoriaal gedrag van de vuursalamander is weinig bekend.
In tegenstelling tot andere salamandersoorten zijn het slechte zwemmers.
Voortplanting
Vuursalamander zijn doorgaans geslachtsrijp vanaf 5 jaar, de paringen vinden anders dan bij watersalamanders, op het land plaats.
De paartijd valt tussen maart en oktober, er worden geen eitjes afgezet maar ze baren complete levende larven die al 2,5 tot 3 cm groot zijn.
De larven blijven gemiddeld 4 maanden in het water.
Larven die in het najaar of de winter worden afgezet overwinteren in het water.
Vijanden en verdediging
Volwassen vuursalamanders zijn waarschijnlijk te giftig om door andere dieren gegeten te worden.
De jongere exemplaren worden gegeten door loopkevers. De larven in het water worden belaagd door vissen, libellenlarven, de gewone- en Zuidelijke bronlibellen en de waterspitsmuis.
Bij bedreiging scheidt de vuursalamander gifstoffen af uit zijn oorklieren en de huidklieren op zijn rug.
Ze zijn zelfs in staat om het gif op de belager te spuiten waardoor belagers vaak loslaten maar de
salamander wel gewond achterblijft.
Verspreiding
In Nederland beperkt de verspreiding zich tot Zuid-Limburg. Over de grens in Duitsland en in het
zuiden van België komen nog vitale populaties voor.
Ook komen ze in grote delen van Centraal, Oostelijk- en Zuid Europa voor.

Bedreiging, bescherming
De vuursalamander is in Nederland zeldzaam en staat op de rode lijst van bedreigde diersoorten als ernstig bedreigd.
De populatie nam vanaf 2010 enorm af door de schimmelziekte Bsal, deze schimmel vreet letterlijk de huid van de salamanders weg waarna de dieren snel sterven. Ook alpen- en watersalamanders zijn gevoelig voor deze schimmel. Wereldwijd heeft deze schimmel ervoor gezorgd dat 200 soorten amfibieën zijn uitgestorven.
Ook verandering van de habitat zoals verstoring van loofbossen, aanplanten naaldbossen en aanleg verkeerswegen, waardoor populaties elkaar niet meer konden bereiken, hebben ertoe bijgedragen dat er populaties zijn verdwenen.
Doordat de wateroverlast in Limburg toeneemt werden de natuurlijke beken gebruikt voor overstort
waardoor de larven in de problemen kwamen.
De populatie in Limburg blijft tot nu toe nog in leven omdat er vrijwilligers van Reptielen Amfibieën
en Vissen Onderzoek Nederland (RAVON) de larven vangen en overbrengen naar een kunstmatig
gegraven poel waar de larven verder kunnen groeien.
Als hiermee door wordt gegaan hebben de vuursalamanders nog een kans maar dan moet de
afwatering goed geregeld worden en de natuurgebieden en landschappen met elkaar worden
verbonden.
Foto’s van boven naar onder door:
Johan Quinten, Hennie Gunnink en Paul Cools
Bronvermelding: Wikipedia, RAVON en Nature today
Europese bidsprinkhaan – Mantis religiosa
De in Nederland zeldzaam voorkomende Europese bidsprinkhaan ook wel grote bidsprinkhaan
genoemd behoord tot de orde bidsprinkhanen tot de familie van de Mantidae.
Uiterlijke kenmerken
Helgroen tot donkerbruin gekleurd.
Alles soorten bidsprinkhanen, hebben een slanke langwerpige en opgerichte lichaamshouding, zij
kruipen nooit.
Hun voorpoten zijn krachtige grote vangpoten, ook wel vanghaken genoemd, waarmee ze alle
prooien grijpen, zelfs die groter zijn dan zichzelf.
In ruste houden ze dit voorste potenpaar, die aan de uiteindes rood gekleurd zijn voor zich uit,
waarbij de dij en scheen duidelijk zijn samengeklapt.
Het vrouwtje kan 7,5 cm lang worden en heeft korte antennes. De mannetjes zijn kleiner maar de
antennes zijn één derde van hun lichaamslengte lang. Beide hebben vleugels, het vrouwtje gebruikt
ze nooit en het mannetje vliegt alleen als hij op zoek is naar een vrouwtje.
Voedsel
Het zijn echte rovers die in struiken en andere laaggroeiende vegetatie roerloos zitten te wachten op hun prooi. Ze jagen op veel verschillende soorten insecten en andere geleedpotigen waaronder vliegen, hommels, bijen en spinnen.

Voortplanting
Het mannetje van de Europese bidsprinkhaan heeft in de liefde weinig geluk want na de bevruchting
van de eitjes, het paren kan enkele uren kan duren, pakt het vrouwtje het mannetje vast en eet hem
op. Dit doet ze omdat ze extra voedingsstoffen nodig heeft voor het ontwikkelen van de eitjes.
Hierna zet het vrouwtje aan de onderkant van stenen meerdere zachte eipakketjes af, deze verharden
en na enkele weken komen er larven uit.

Verspreiding
Ze komen in heel Europa voor maar In het Zuiden, rond het Middellandse Zeegebied is het een
algemeen soort.
In 2009 zijn ze voor het eerst in Nederland waargenomen.
Pas in 2023 werden er eitjes en jonge bidsprinkhanen aangetroffen in Limburg, sindsdien planten ze zich dus in Nederland voort.
In België is deze soort zeer zeldzaam en maar op enkele plekken waargenomen.

Naamgeving
Omdat de bidsprinkhanen in rust een houding hebben die doet denken aan bidden heeft deze groep
insecten de naam bidsprinkhaan gekregen.
De latijnse naam Mantis religiosa betekend gelovige
sprinkhaan. De naam is wel misleidend want het zijn geen echte sprinkhanen, ze zijn nauwer verwant
aan de kakkerlakken dan aan de rechtvleugeligen waartoe de sprinkhanen behoren.
Zonder uitzondering zijn alle bidsprinkhanen carnivoor, ze eten uitsluitend dierlijk weefsel.
Foto's van boven naar onder door:
Paul Dirksen, Mike van de Weg en Bettina de Meijer
Bronvermelding: Waarneming.nl en Wikipedia
Met dank aan onze moderator, Ingrid, voor de samenstelling van de nieuwsbrief